Na 20 jaar las ik opnieuw Ideen. Das Buch Le Grand van Heinrich Heine. Een boek dat ik destijds verschillende keren herlezen heb en voor mij samenhangt met mijn eigen ‘wilde’ en tegelijk onzekere twintiger jaren.
Het is één lange liefdesbetuiging aan de vrouw van zijn dromen, en tegelijk het verhaal van haar afwijzing. Hij vertelt het aan haarzelf in de vorm van een virtuoze tekst die haast improvisatorisch en associatief stroomt als een kronkelende rivier, en waarin de pijn zich telkens weer hult in andere gewaden, andere verhalen, andere situaties, maar toch telkens weer over hem blijkt te gaan. Die stroom voert hem terug naar zijn jeugd, zijn jeugdliefdes, naar de tijd toen alles in zijn thuisstad Düsseldorf veranderde nadat Napoleon er aan het bewind kwam, en naar herinneringen aan zijn vriendschap met de Franse tamboer Legrand, met wie hij enkel kon spreken via tromgeroffel. Het is een erg romantisch werk, nu eens vitalistisch, dan weer vol nostalgische weemoed, over het ten volle savoureren van het leven, de liefde en de poëzie, het hart openzetten en de pijn volledig laten binnenkomen.
Tegelijkertijd is het een slim, bijna postmodern spel met identiteiten, de lezer op het verkeerde been zetten, verhalen verzinnen en weer onderuithalen, ballonnetjes oplaten en weer doorprikken. Dat alles doorspekt met nuchtere satire en zelfspot, zeer zelfbewust en soms irritant dweperig, maar bij momenten ook echt fragiel, pijnlijk en ontroerend. De negentiende-eeuwse humor ruikt niet altijd zo fris meer, maar toch glimlach je en bewonder je Heines geestkracht en intellectuele branie.
En valt het op dat de vrijpostigheid waarmee alles en iedereen door de mangel gehaald werd, inclusief christenen, joden en moslims, blijkbaar minder problematisch was in het Pruisen van 1826 dan dat het dat nu is?
Heerlijk boek, coup de génie, virtuoos drijvend op branie, levenslust en inspiratie.