lezen | interviews

Sabine Reifer

beroep docent aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten, heeft eigen vertaalbureau

geboren in 1955 in Hagen

woont sinds 1977 in Antwerpen

Sabine Reifer maakte jarenlang theater en geeft nu les aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten. Daarnaast werkt ze als zelfstandig vertaler, gespecialiseerd in kunstboeken, tentoonstellingscatalogi, toeristische brochures en theaterteksten. Soms vertaalt ze ook teksten voor de haven van Antwerpen – een mooi zijspoor vindt ze, want de zee en boten hebben haar altijd al geïnteresseerd.

interview Goedele Krekels – 01|03|2017

Hoe is het om les te geven aan de Academie?
Tof! En altijd een win-winsituatie! Mijn studenten zien de wereld helemaal anders dan ik. Ze zijn in heel andere tijden opgegroeid, terwijl ik zelf van de generatie van de late hippies ben. Ik vind wel dat ze wat onder een stolp leven en zeg hen altijd: “Als je niet geïnteresseerd bent in politiek, kan je geen theater maken.” Bij de ingangsexamens ondervinden we jaarlijks dat de algemene kennis heel erg achteruitgaat.

Wanneer nam uw leven een Vlaamse wending?
Ik ben in 1977 naar hier gekomen om geneeskunde te studeren, omwille van een numerus clausus in Duitsland. Ik kom uit een doktersgezin en mijn vader dacht dat ik de praktijk zou overnemen. Ik heb twee jaar geneeskunde gestudeerd, maar in mijn achterhoofd heb ik altijd geweten dat ik theater wilde maken. Bovendien kwam ik hier vaak in contact met mensen van de Academie en begon ik me af te vragen waarom ik niet net als zij kon doen wat ik wilde. Om de verandering voor mijn ouders aanvaardbaar te maken, ging ik Germaanse Talen studeren. Ik wist dat ik daar in de licenties voor Theaterwetenschappen kon kiezen. Uiteindelijk heb ik tijdens mijn studies ook veel vakken van Wijsbegeerte gevolgd, die achteraf bekeken heel belangrijk zijn geweest. 

Bent u op dit moment nog met theaterprojecten bezig?
Het theaterwerk heb ik even stopgezet omdat lesgeven, vertalen en theater maken niet te combineren zijn.  Ik heb overigens altijd vertaald, omdat ik van mijn theaterprojecten alleen niet kon leven.

Maar u hebt veel theater gemaakt?
Ja, sinds 1982. Ik ben begonnen met Ivo van Hove en Jan Versweyveld.  We woonden tegenover elkaar en ik studeerde toen nog Theaterwetenschappen aan de Universiteit Antwerpen. In 1985 ben ik naar Bonn gegaan, waar ik drie jaar heb gewerkt als productieleider en regie-assistente bij Schauspiel Bonn – in die tijd een zeer gerenommeerd theater. We brachten veel wereldcreaties van stukken van hedendaagse auteurs zoals Elfriede Jelinek. Het was wel slavenwerk. We werkten aan zeven, acht producties tegelijkertijd, zeven dagen op zeven, de klok rond. Een privéleven bestond niet. Langer dan twee, drie jaar hield niemand dat vol, maar het was een goede leerschool.

Ik denk wel dat Duitse theatermakers vaak intellectualistischer werken. Vlamingen zijn een volk van beeldende kunstenaars. De aanpak in Duitsland lijkt vaak ook doordachter, terwijl in Vlaanderen eerder vanuit de buik wordt gewerkt.

En na die drie jaar in Bonn?
Toen ik terugkwam, heb ik bij het NTG gewerkt. En daarna zo’n tien jaar bij de Vlaamse Opera, tot 2000. Tussendoor werkte ik ook nog in Nederland en begon ik mijn eigen regie te doen.

U kent het theaterlandschap van België en Duitsland goed. Zijn er volgens u grote verschillen qua werkcultuur, regiestijlen, publiek…?
Niet echt. Misschien komt dat door de globalisering en internationalisering. Heel veel Vlamingen werken nu in Duitsland en in mindere mate ook omgekeerd. Aan de grote huizen gaat het overal hetzelfde: minder mensen moeten het stellen met minder middelen. Al wordt er in Duitsland nog altijd meer geld ter beschikking gesteld dan hier en zijn er ook veel meer grote theaters en operahuizen. Ik denk wel dat Duitse theatermakers vaak intellectualistischer werken. Vlamingen zijn een volk van beeldende kunstenaars. Kijk naar grote schilders als Rubens, Bruegel, Van Dijk of Ensor. In verhouding kent de geschiedenis hier een minder groot aantal denkers. De aanpak in Duitsland lijkt vaak ook doordachter, terwijl in Vlaanderen eerder vanuit de buik wordt gewerkt. Het resultaat is even boeiend, maar de benadering is anders. Hier kom je soms producties tegen die, in mijn ogen, te willekeurig zijn en geen logische, doordachte onderbouw hebben of tonen. Zelf kreeg ik ooit de kritiek dat ik “te Duits” werkte, hoewel ik niet goed weet wat men daarmee bedoelde. Misschien was het wel dat!

Aan welke productie hebt u het liefst meegewerkt?
Dat is moeilijk te zeggen. Ik heb altijd heel graag muziektheater gedaan en ik hou ook veel van hedendaagse stukken. Van mijn eigen regieën was het misschien wel het Redentiner Osterspiel in Leuven, ter ere van de 575ste verjaardag van de KU Leuven in 2000. In dat soort middeleeuwse stukken zit iets universeels en authentieks dat mensen raakt. We speelden in openlucht in het Begijnhof met live Gregoriaanse zang en oude muziek. Het leek wel een teletijdmachine! Omdat het manuscript gevonden werd in Redentin bij Wismar, kwam de burgemeester van Wismar in Leuven naar de première kijken.  Van het een kwam het ander: een jaar later hebben we in Wismar nog eens een hele reeks voorstellingen gespeeld. Dat was zo’n tien jaar na de Val van de Muur, maar het verschil was nog goed voelbaar. Veel mensen hadden geen werk en ook de lonen waren toen nog een stuk lager. Voor de werknemers die ons hielpen bij de opbouw van het decor was elk extra werkuur daarom erg welkom. Ik had mijn hele auto volgeladen met Belgisch bier! Het was zomer toen, dus pralines gingen niet, maar ik wou toch graag iets meenemen. De mensen waren er zo vriendelijk.

Vroeger kwam ik naar hier omdat het er hier zachter aan toe ging, maar nu lijkt dat gekeerd.

Stel: u hebt een onbeperkt budget. Wat zou u dan doen?
Opnieuw regie. Ik zou Faust van Goethe willen opvoeren, een uitdagend, filosofisch stuk met enorm veel visuele mogelijkheden. Of een stuk zoals de Driestuiversopera van Bertolt Brecht. Jammer genoeg zijn zulke grote producties niet meer te financieren. Ook de auteursrechten voor recente stukken zijn vaak erg duur.

Gaat u zelf nog veel naar het theater? Wie of wat volgt u? 
Als ik kan, zeker. Om het Toneelhuis kan je niet heen, maar er zijn ook interessante kleinere gezelschappen. Naar de Singel ga ik om een internationale kijk te krijgen. Ik ga ook graag naar het festival Opera XXI. Dat is hedendaags muziektheater, een genre dat volgens mij wordt onderschat.  

Hoe Duits of Vlaams voelt u zich eigenlijk?
Ik ben in Duitsland opgegroeid en naar school gegaan, maar woon ondertussen twee derde van mijn leven in Antwerpen. Ik ga nog elke maand naar Hagen omdat mijn hele familie daar woont. De mensen daar zijn opvallend warm en vriendelijk. Het is eigenlijk wel grappig: vroeger kwam ik naar hier omdat het er hier zachter aan toe ging, maar nu lijkt dat gekeerd. Mensen zijn vaak met zichzelf bezig. Weet je, ik voel me Belgische noch Duitse. Ik zou als eerste in de rij staan voor een Europees paspoort!