lezen | interviews

Sabine Bella-Janssens

beroep gepensioneerd histologisch-cytologisch analist, doet vrijwilligerswerk voor het MAS

geboren in 1947 in Bitterfeld bei Wittenberg

woont sinds 1976 in Antwerpen

interview Goedele Krekels – 01|07|2017

U woonde van 1947 tot 1976 in Saksen, in de omgeving van Leipzig. Wat kan u over die periode vertellen?
Ik ben geboren in Bitterfeld en heb in Halle voor MTA (Medisch Technisch Assistente) gestudeerd. Daarna heb ik tien jaar in de histologie gewerkt, onderzoek van celweefsel zeg maar. In die tijd leerde ik mijn Belgische man kennen. Hij werkte tijdelijk voor een scheikundige fabriek in de buurt van Halle, in opdracht van een Engelse firma. Ik woonde naast het hotel waar hij logeerde en zo hebben we elkaar ontmoet.
Het was al niet makkelijk om als Oost-Duitse een relatie te hebben met een West-Duitser, laat staan met een Belg. We mochten enkel trouwen als hij definitief naar de DDR zou komen en dat heeft hij ook gedaan. Na zijn officiële aanvraag tot integratie in de DDR moest hij een maand in Berlijn verblijven, waar hij voorbereid, of beter gebrainwasht, werd. Ik weet daar nog steeds het fijne niet van, maar ik weet wel dat hij gescreend werd door de KGB (nvdr de Staatsveiligheid). Nadien kreeg hij een job toegewezen en mochten we trouwen. Net voor onze ceremonie moest ik een document ondertekenen waarin stond dat ik nooit een aanvraag zou indienen om de DDR te verlaten.
We hadden beiden een job en een goed leven,  maar na een tijd raakte mijn man uitgekeken op zijn baan. Het is hem niet gelukt om van werk te veranderen omdat hij Belg was. In die tijd was elk kaderlid immers ook partijlid en werd iemand uit een NAVO-land niet aangenomen. Als hij uit het voormalige Oostblok was gekomen, was dat heel anders geweest.

Na zijn officiële aanvraag tot integratie in de DDR moest hij een maand in Berlijn verblijven, waar hij voorbereid, of beter gebrainwasht, werd. Ik weet daar nog steeds het fijne niet van, maar ik weet wel dat hij gescreend werd door de KGB. Nadien mochten we trouwen.

Waren er voordelen verbonden aan het feit dat u met een Belg getrouwd was? 
Ja, ik heb zeker een en ander te danken aan hem. Je mag niet vergeten dat er toen twee munten waren: Westgeld (de D-Mark) en Ostgeld (de Mark van de DDR). Aan de universiteitskliniek verdiende ik 478 Ostmark. In 1969 kon ik met mijn eerste loon twee stoelen en een tafel kopen. Mijn man daarentegen kon Westmark meenemen, waarmee we in bepaalde winkels en hotels Westerse producten konden kopen. Of je kon Westmark omwisselen voor vier keer zoveel Ostmark en er in gespecialiseerde winkels kwaliteitsproducten van eigen bodem voor kopen. Maar die werden doorgaans naar het Westen geëxporteerd, zodat ze onbereikbaar waren voor de gewone man.

Wanneer besloten jullie naar België te komen?
Die procedure liep van 1974 tot 1976. Familieleden die tot de socialistische partij behoorden, hebben toen brieven voor ons geschreven. Mijn schoonvader was lid van de socialistische partij in België en ook hij heeft geprobeerd zijn contacten te gebruiken. Mijn man kon weliswaar gaan en staan waar hij wilde, maar dat gold niet voor mij. Met twee kinderen wilde ik niet vluchten. Ik had van dichtbij een mislukte vluchtpoging van een collega meegemaakt, die samen met zijn vrouw werd opgesloten. Hun kinderen zijn toen in een tehuis beland. Dat risico wilde ik niet lopen.
Als officiële reden gaven we op dat we groter wilden wonen; mijn man had immers al een huis in België. In Oost-Duitsland hadden mensen geen zelfbeschikkingsrecht over hun eigen huis. In grote huizen konden van staatswege verschillende families worden ondergebracht. Het bleef je privé-eigendom en je kreeg er huurgeld voor, maar het beheer was in handen van de overheid.
Het is goed mogelijk dat mijn man diensten aan de KGB heeft moeten leveren opdat ik zou kunnen emigreren. Van zodra mijn werkgever wist dat ik de aanvraag had ingediend, verloor ik mijn positie als hoofdlaborante en werd ik gedegradeerd. Mij maakte dat niet meer veel uit, we zouden toch vertrekken.

Hoe kijkt u nu terug op dat alles? 
Als ik mezelf dat allemaal hoor vertellen, word ik emotioneel omdat de mensen me misschien niet zullen geloven. Maar zo was het wel degelijk in die tijd. Ik was geen kunstenaar, schrijver of intellectueel en ik kon mijn beroep zonder beperkingen uitoefenen, maar we waren ons er wel van bewust dat anderen het moeilijker hadden. Het was de tijd van Wolf Biermann en Manfred Krug, die vervolgd werden voor hun kritiek op het regime. Een film als Das Leben der Anderen slaagt er goed in die tijdsgeest te vatten.
Toch was het niet allemaal slecht. Zo kon je goedkoop op vakantie en werd er voor je gezorgd van je geboorte tot je graf. Persoonlijk heb ik het altijd goed gehad. Als kinderen van een alleenstaande moeder konden mijn zus en ik de hele zomervakantie op kamp gaan.

U was 27 toen u uiteindelijk naar België kwam.
We verhuisden op 23 december 1976. Er stond politie naast de verhuiswagen, naast de lift, in de badkamer, in de keuken en in de living. Toen we wilden vertrekken, startte de auto niet. Een collega heeft hem in gang moeten trekken. We zijn niet gestopt voor we in West-Duitsland waren. Het was de eerste keer dat ik de DDR verliet en mijn eerste buitenlands uitstapje was een toiletbezoek langs de autoweg. Toen we België binnenreden, was het eerste dat me opviel de “kerstverlichting” op de snelweg.

Hoe hebt u die beginperiode in Antwerpen ervaren?
Ik woonde in Merksem, in een zijstraat van de Bredabaan. Ik was werkzoekende en kreeg een uitkering van 20.000 frank (= 500 euro) per maand. Ik vond het zeer vreemd dat ik daar niets voor hoefde te doen. Op een keer stond ik in de rij voor de uitbetaling toen er een overval gebeurde. Dat was een beangstigende ervaring voor mij. In de DDR leek criminaliteit niet te bestaan.

Een grens oversteken is nog steeds speciaal voor mij.


Ik herinner me ook de eerste keer dat ik boodschappen ging doen in de supermarkt. Ik kocht tien potjes yoghurt in verschillende smaken en voor mijn dochters slipjes met de namen van de weekdagen erop.
Mijn kinderen gingen naar de kleuterschool en konden heel snel Nederlands. Zelf was ik beschaamd dat ik geen werk had. Ik zocht in het telefoonboek labo’s voor pathologie op en belde er een met een Duitse naam. Ik kon meteen beginnen bij Dr. Hänsch, die toen de wetsgeneesheer van de stad was. Misschien heeft het in mijn voordeel gespeeld dat hij een Duitse grootvader had? In het labo was ik erg verrast: ik kwam van een moderne universitaire kliniek met halfautomatische Russische toestellen en hier in Antwerpen, in het Gouden Westen, stond ik in een klein privé-labo dat wel uit het stenen tijdperk leek. Ik heb er zelf voor enige vernieuwing gezorgd. Vier jaar later ging ik naar het hypermoderne Centraal Laboratorium Antwerpen op de Frankrijklei, waar ik ook een interne opleiding cytologie volgde (onderzoek van losse cellen zoals uitstrijkjes). Ik leerde Nederlands al doende op het werk en elders. 

Hoe hebt u later de val van de Muur ervaren vanuit België?
Die heb ik net als de meesten op tv gezien. Ongelooflijk. Overal wisselden mensen zoveel geld als toegelaten was. In al die gekte zijn we vergeten het geld te wisselen dat mijn moeder, die toen al voorbij de tachtig was, had opgespaard onder haar matras. 
In 2006 ging ik met vriendinnen naar Berlijn. Ik had de Muur nog nooit gezien en ging er met zeer gemengde gevoelens naartoe. Dat Britse en Amerikaanse soldaten zich met toeristen lieten fotograferen, vond ik een circus. Ik heb me even afgezonderd van mijn vriendinnen om heel bewust door de Brandenburger Poort van Oost naar West te lopen. Dat heeft me veel gedaan. Vroeger stopte onze wereld daar. Ik heb me als kind en jonge werkende vrouw nooit opgesloten gevoeld, maar veel later, toen ik al een hele tijd in vrijheid gewoond had, zijn die emoties toch gekomen. Wat je niet kent, mis je niet. Een grens oversteken is nog steeds speciaal voor mij.

Welke plaatsen in Antwerpen draagt u een bijzonder warm hart toe?
Mijn man is Antwerpenaar en hij liet me alle mooie plekjes zien. Kort na onze aankomst in 1976 liepen we te voet van Merksem naar de Schelde. Ik droeg mijn nieuw jeanskleed, zag het water en de meeuwen en dacht terug aan mijn jeugdvakanties aan de Oostzee. Tot op vandaag voel ik me in Antwerpen eigenlijk op vakantie.