lezen | interviews

Christoph Grafe

beroep directeur Vlaams Architectuurinstituut

geboren in 1964 in Bremen

woont in Antwerpen

Enkele jaren geleden kwam Christoph Grafe naar Antwerpen om er directeur te worden van het Vlaams Architectuurinstituut (VAi). U denkt: een Duitser die directeur wordt van het Vlaams Architectuurinstituut? Wel, niet echt een Duitser. Eerder een Bremer, misschien ook wel een Amsterdammer en ondertussen – bijna – een Antwerpenaar. In dit interview voor Germans of Antwerp vertelt Christoph Grafe hoe hij ‘t Stad ervaart als architect en als nieuwe inwoner. En terloops hebben we het ook nog over onverwachte verrassingen in Antwerpen, het unieke karakter van havensteden en de aantrekkingskracht van de wijde hemel.

interview Sarah De Rademaeker – 01|11|2016

Hoe bent u in Antwerpen terechtgekomen?
Dat is een kort en een lang verhaal tegelijk. Het korte verhaal is simpel: er was hier een vacature voor directeur van het Vlaamse Architectuurinstituut (VAi), ik heb gesolliciteerd en ik ben het geworden. Het lange verhaal is iets complexer. Ik ben opgegroeid in Bremen, maar ben op mijn twintigste als student naar Nederland gegaan. Zo had ik voor ik hier naartoe kwam al het grootste deel van mijn leven in Nederland doorgebracht. Ik sprak gewoon Nederlands, had veel Vlaamse vrienden en was al vaak in Vlaanderen geweest. Dat is toch een ander traject dan iemand die recht uit Duitsland, zeker uit het ‘echte’ Duitsland, naar Antwerpen komt.

Het echte Duitsland?
Het echte Duitsland, dat is daar waar de bergen beginnen. (lacht) Dus zeg maar vanaf Osnabrück, Hannover, daar begint het echte Duitsland. Ja, dat is toch wel echt een verschil!

Waarom?
Noord-Duitsland is voor mij landschappelijk een voortzetting van de Lage Landen. Bovendien wordt de Noord-Duitse cultuur gedomineerd door de twee stadstaten Bremen en Hamburg, twee heel oude handelsrepublieken die nooit de overheersing door een koning of vorst hebben gekend. Dat heeft de mensen heel sterk gevormd.

Ik heb me het Nederlands zelf aangeleerd, deels door naar de Nederlandse radio te luisteren, deels door zelfstudie uit oude lesboeken.

Kon u al Nederlands toen u ging studeren?
Ik heb me het Nederlands zelf aangeleerd, deels door naar de Nederlandse radio te luisteren, deels door zelfstudie uit oude lesboeken. Maar de Nederlandse taal is natuurlijk niet zo moeilijk voor ons. Het Nederduits, de oorspronkelijke taal van Noord-Duitsland, is eigenlijk zoiets als het vergeten zusje van het Nederlands. Een groot deel van de woordenschat is identiek.   

U woont nu deeltijds in Antwerpen?
Ja ik pendel, want mijn kinderen wonen in Nederland.

Hoe is het om in Antwerpen wonen? Wat fascineert u?
Antwerpen is heel interessant omdat het tegelijkertijd een metropool en een dorp is. Ik woon bijvoorbeeld op de Mechelsesteenweg. Op dat stukje heb je ongelooflijk interessante culturele verschillen, soms zelfs binnen één blok, waardoor de sfeer en de mensen van straat tot straat enorm verschilt. Die gelaagdheid is een grootstedelijk fenomeen, iets wat je associeert met steden zoals New York en Londen. Maar tegelijkertijd is Antwerpen toch gemakkelijk, overzichtelijk en behapbaar. De problemen van een écht grote stad heb je dus niet. Dat vind ik als architect erg interessant.

Hoe kijkt u als architect naar Antwerpen?
Antwerpen heeft een groots verleden en ook een enorm patrimonium. Vooral uit de zestiende eeuw, toen Antwerpen een van de meest belangrijke steden van Europa was, en uit de negentiende eeuw, toen het een echte grootstad werd met projecten zoals de Leien en de Cogels-Osylei. Daarbij is het ook geweldig dat je de rivier en oude haveninfrastructuur hebt, want Antwerpen is pionier in de herontwikkeling van z’n oude havengebieden. Er zijn veel havengebieden die ongelofelijk saai zijn, en dat is in Antwerpen niet het geval. Je kan er nog steeds de sfeer van de oude haven voelen. Maar ondertussen kent de stad ook fenomenale problemen: de kwestie van de ring bijvoorbeeld, en het feit dat er relatief weinig groen is in het centrum. Er zijn dus ook grote uitdagingen, die ik leerde kennen toen ik samen met bOb Van Reeth stadsbouwmeester ad interim was.

Ondertussen kent de stad ook fenomenale problemen: de kwestie van de ring bijvoorbeeld, en het feit dat er relatief weinig groen is in het centrum.

Heeft u Antwerpen al kunnen doorgronden?
Omdat ik altijd met de fiets onderweg ben, heb ik de stad goed leren kennen. Dat was ook een van mijn prioriteiten toen ik hier kwam wonen. Er zijn weinig plekken in Antwerpen waar ik nog nooit geweest ben.

Zijn er delen van Antwerpen die u echt persoonlijk heel erg aanspreken?
Ik heb een zwak voor Linkeroever en zijn ligging aan de Schelde. Eigenlijk voor de hele strook langs de rivier, richting het Kasteel en Lillo. Maar Antwerpen heeft nog meer verrassingen, zoals de groene strook in het Oosten en het Zuiden van de stad. In het Rivierenhof en de andere parken ontdek je de geschiedenis van de oude hoven van plaisance. Daar kan ik ook van genieten, van nieuwe ontdekkingen. Zo ben je in Hoboken en realiseer je je plots dat daar ook een centrum is met een pleintje. En alles is dichtbij: op een kwartier ben je gewoon terug in het centrum van de stad.

Zijn er volgens u ook architecturale vergissingen in Antwerpen?
Er zijn vooral vergissingen op het vlak van wat er verdwenen is. De Koninklijke Stapelhuizen bijvoorbeeld, of de Nederlandse Schouwburg aan de Kipdorpbrug. De Leien zouden een prachtige boulevard zijn als de gebouwen die ooit gesloopt werden er nog zouden staan. Het was trouwens ooit een boulevard, een soort van Ringstraße zoals in Wenen, waar het maatschappelijk leven zich afspeelde. Ik denk dat er lang te weinig aandacht is geweest voor die laatnegentiende-eeuwse architectuur in Antwerpen.

De Leien zouden een prachtige boulevard zijn als de gebouwen die ooit gesloopt werden er nog zouden staan.

Hoe is het om als Duitser – of Bremer – of Nederlander – het Vlaams Architectuurinstituut te leiden? Levert dat soms spanningen op?
Wellicht af en toe. Maar tegelijkertijd is het voor een buitenstaander gemakkelijker. De hele communautaire problematiek gaat bijvoorbeeld aan je voorbij. Voor je de complexiteit ervan hebt begrepen, is de vraagstelling alweer veranderd. Nu weet ik er al iets meer over, en daardoor zou het leven wat moeilijker moeten zijn. Maar kijk, ik ben een Bremer, en die maken zich niet snel druk.

Is dat typisch Breems?
Ja, Noord-Duitsers hebben een redelijk ontwikkeld relativeringsvermogen (lacht).

Is dat een verschil ten opzichte van de ‘echte Duitsers’?  En de Vlamingen?Nou, ik denk dat mijn houding over de dingen, die zekere gelatenheid, een combinatie is van een Noorderling te zijn en dan nog eens lang in Nederland gewoond te hebben. En over het algemeen heeft me dat wel geholpen.

Heeft u soms nog wel eens de gelegenheid om Duits te spreken?
Ja, want ik geef ook les in Wuppertal, als hoogleraar architectuurgeschiedenis. Dat doe ik nu drie jaar en het voelt wel een beetje vreemd aan. Ik ben nu dertig jaar in Nederland, zes jaar in Vlaanderen en nu ben ik ook weer in Duitsland, waar ik door mijn collega’s als buitenlander wordt gezien! Ik ben dan drie keer buitenlander (lacht).

Is het geen gek gevoel om nergens nog helemaal thuis te horen?
Nee, dat is perfect. Dat moet je altijd zo houden. (lacht)

Ik ben misschien bijgelovig, maar ik heb iets tegen steden of streken die meer dan honderd kilometer van de zee verwijderd zijn. Als je te ver van de zee bent, dan mis je volgens mij een soort van uitwisseling met de wereld.

Vindt u het fijn om af en toe in uw moedertaal te spreken?
Niet bijzonder. Als ik daar zo sta te klungelen voor de klas en een woord niet kan bedenken, dan gebruik ik gewoon een Engels of Nederlands woord. Of bij Duitse collega’s die ook Nederlands spreken, zeg ik ook gewoon het Nederlandse woord als ik niet op het Duitse kan komen.

Zijn er desondanks toch bepaalde woorden die u beter vindt klinken in het Duits? Of ontglipt er u soms nog in een bepaalde situatie een Duits woord?
(Denkt na) Dat hangt van de context af. Er zijn Duitse woorden die een concept aanduiden dat in een andere taal ontbreekt. Zo is er bijvoorbeeld tüdeln, dat allerlei gedaanten kan aannemen: je tüdelt iets uit elkaar (ontrafelt iets), of je vertüdelt (je raakt een beetje het overzicht kwijt). Deze – overigens Nederduitse – werkwoorden duiden zonder dramatisering een lichte vorm van verwarring aan of het niet helemaal ongewilde verlies van controle. Of Klookschieter (Klugscheißer), dat is iemand die het zeer goed weet allemaal. Dat kan ik af en toe wel eens denken over mezelf of iemand anders. (lacht) Maar omgekeerd zijn er ook Nederlandse woorden die aangenamer klinken dan de Duitse. Schadenfreude bijvoorbeeld. Dat is gewoon een naar woord. Ik vind leedvermaak leuker, dat heeft iets onschuldigers.

Als u permanent in Duitsland moest wonen en werken, waar zou dat dan zijn?
Nu geef ik les in Noordrijn-Westfalen dat ik eigenlijk als Benelux+ beschouw omdat het zo dichtbij is. Berlijn bijvoorbeeld vind ik veel te ver. Keulen is dan weer wel interessant. Ik ben misschien bijgelovig, maar ik heb ook iets tegen steden of streken die meer dan honderd kilometer van de zee verwijderd zijn. Als je te ver van de zee bent, dan mis je volgens mij een soort van uitwisseling met de wereld. Daarom wil ik alleen maar leven in steden die ofwel aan een rivier liggen ofwel een havenstad zijn. Die hebben gewoon een bepaalde sfeer. Toen ik in Londen woonde, heb ik er een punt van gemaakt om elke dag even langs de Thames te gaan fietsen. En in Antwerpen moet ik nu en dan ook naar de Schelde: dat ruimt de zaken zo even op.

Zijn er dingen die u mist als u lang niet in Duitsland bent geweest?
Ik merk dat ik een of twee keer per jaar naar Noord-Duitsland moet gaan. Dat gaat dan om die enorme ruimte. Je hebt daar ook een vlak landschap, net als in Vlaanderen of in Nederland. De Noord-Duitse hemel is weidser. Als ik die een paar maanden niet gezien heb, dan mis ik die. In Vlaanderen heb je geen horizon.

En zijn er Vlaamse of Antwerpse dingen die u al mist als u een tijdje weg bent?
Ja natuurlijk! Een daarvan is de culturele ambitie van de Vlaming. Vlamingen zijn zeer geïnteresseerd en zijn serieus over culturele zaken. Vlaanderen heeft niet voor niets een van de meest interessante culturele scenes van Europa. Ook mensen die niet in de culturele sector werken, zijn toch gepassioneerd over cultuur. Dat is bijzonder.

Vlaanderen heeft niet voor niets een van de meest interessante culturele scenes van Europa. Ook mensen die niet in de culturele sector werken, zijn toch gepassioneerd over cultuur. Dat is bijzonder.

Is dat dan niet het geval in Amsterdam of Bremen?
Ik ben bang dat Nederlanders in de voorbije jaren veel van hun culturele nieuwsgierigheid en ambitie zijn kwijtgeraakt. En Noord-Duitsers moet je toch ook altijd over de streep trekken. Als ze dan geïnteresseerd zijn, zijn ze ook echt betrokken. Maar er zit toch ook een zekere flegmatiek in de cultuur waaraan ik me kan ergeren.  Dat heb je in Vlaanderen veel minder en dat is zeer aantrekkelijk hier.

Als u zich echt op één plek moest vestigen, zou u dan voor Antwerpen kiezen?
Antwerpen zou wel hoog op het lijstje staan. Maar ik denk niet dat ik me zou willen beperken. Ik vind dat je wel met één persoon getrouwd moet zijn, maar ik vind niet dat je per se op één plek moet wonen.

Zou u zich Antwerpenaar kunnen voelen?
Ik zou me Antwerpenaar kunnen voelen, maar echt Antwerpenaar worden is een andere zaak. Ik denk wel dat je bijvoorbeeld Bremer kan worden, want een stadsstaat is in principe altijd opgezet door mensen die ergens anders vandaan komen. Ik kan ook zeggen: ik ben Amsterdammer, want als je in Amsterdam woont en je kan amper Nederlands, maar je zegt toch dat je Amsterdammer bent, dan zal een Amsterdammer zeggen: “Ja natuurlijk, word lid van de club!”. Ik geloof in het concept van de stadsstaat. In een stad kan iedereen gewoon aankomen. Ik kan wellicht zeggen dat ik Antwerpenaar ben. Al zouden niet alle Antwerpenaren dat accepteren. Die openheid van de oude stadsstaten moet Antwerpen zich misschien nog eigen maken.